Verkondiging in Muiden 23e zondag door het jaar C

Verkondiging in Muiden 23e zondag door het jaar C

 

Er was een slotklooster waar een congregatie van zusters woonde.

Deze zusters hadden alles opgegeven om op die manier,

al werkend en biddend, bij Jezus te zijn.

Ze hadden op jonge leeftijd hun families vaarwel gezegd.

De mogelijkheid om zelf een familie te stichten,

hadden ze opgegeven, net als hun banen en alle aardse welvaart.

Een enkeling had er zelfs haar geboorteland voor opgegeven.

Nu hadden de zusters in dat klooster allemaal hun eigen koffiekop.

Wee je gebeente als ze tijdens de koffietijd niet uit hun eigen kop koffie konden drinken.

Want die eigen koffiekop was, bij gebrek aan ander bezit,

plots puur goud geworden.

Nu heb ik zelf ook een eigen koffiekop waar ik de hele dag uit drink, maar dat is meer gemakzucht. Eind van de dag was ik hem schoon en de volgende dag pak ik hem weer.

Velen van ons hebben ook wel een kopje of een beker waar je graag uit drinkt.

 

Vandaag spreekt Jezus over hoe we ons

kruis dienen op te nemen om Hem te kunnen volgen.

Vaak denken we bij het opnemen van ons kruis veelal aan het aanvaarden van alle ellende dat ons overkomt: van ziekten, van conflicten of geweld,

kortom, van de dingen die ons pijn doen.

Door ons lijden dan te verbinden met het lijden van Jezus aan het kruis kunnen we blijven geloven in zijn liefde en verlossing.

Allemaal goed en waar,  maar Jezus heeft het vandaag over een ander facet van het kruis.

Hij vraagt ons hoe goed we in staat zijn om ons los te maken van al wat we bezitten en van onze familie, inclusief onszelf.

Hij doelt er niet op dat we alles en iedereen maar in de steek moeten laten of moeten verloochenen.

Wel vraagt Hij naar onze gehechtheid aan alles en iedereen,

en of deze ons verhindert om Hem te volgen: ja of nee.

Om duidelijk te maken wat dat betekent, gebruikt Jezus de voorbeelden van de man die een toren wilde bouwen en van de koning die ten oorlog wilde trekken.

Beiden maakten eerst een berekening of ze het wel aankonden.

Wij mogen eenzelfde afweging maken: als we zijn leerling willen zijn en Hem willen volgen, lukt het ons dan wel om ons los te maken van al wat we bezitten?

Want dat is wat het van ons vraagt.

Om op de koffiekopjes van de zusters terug te komen:

denk je bij je eigen favoriete koffiekop niet veel meer dan

‘Die is van mij, punt’, of hooguit nog iets als ‘die heb ik van hem of haar gehad’? Vaak merk je überhaupt pas hoe gehecht je eraan was op het moment dat je hem niet meer kunt vinden of wanneer hij kapot valt.

Nu moet je niet allerlei diepe gedachten krijgen bij je favoriete koffiekop.

Maar Jezus bleef tijdens zijn aardse bestaan bij alles,

in al zijn relaties en bij alles wat Hij had of deed, gericht op God.

Dit was en is zijn Vader en Hij is zijn Zoon.

Ook wij zijn kinderen van God en door ons doopsel leeft de heilige Geest in ons. Als je hiervan doordrongen bent en Jezus hierin volgt,

dan ga je anders om met je aardse bezit — ook met je favoriete koffiekop.

Dan is het plots niet meer alleen maar jouw eigen bezit,

maar dan bezit je het als het ware samen met God.

Dan komt al wat je hier op aarde bezit van Hem en staat alles ten dienste van Hem.

Zusters en broeders, dat is de vraag die we vandaag gesteld krijgen: in hoeverre ben ik in staat om me los te maken van al mijn bezit om zijn leerling te worden?

Kan ik het kruis van mijn aardse mens zijn op me nemen,

het mens zijn dat in eerste instantie gericht is op mijn eigen bezit,

los van God?

Kan ik werkelijk leven mét Hem en Hem zo volgen als leerling?

Dat is de vraag. Amen